“Leuk was het toen ik 18 was. Maar dat heb ik niet meer. Als ik het niet doe heb een kutdag en kom ik het weekend niet door. Dus ik moet het toch doen.’
Henk Grol is judoka en traint in 2016 voor zijn derde olympische spelen in Rio de Janeiro. Kracht is zijn sterkste wapen tijdens de wedstrijden. Hij wordt gevolgd door Wilfried de Jong in het tv programma Holland Sport.
Ik vind het altijd mooi om te zien hoe Wilfried de Jong zich verhoudt tot de mensen die hij interviewt. Terwijl Henk zichzelf kapot rent tegen een duintop, staat de Jong in zijn strakke pak tegen een boomstam het landerig te bekijken. En dan switcht De Jong opeens naar het nieuwsgierige kind en tegelijkertijd de scherpe observator die prikt met een kritische vraag.
Arme Henk. Henk is altijd aan het vechten. Ook tegen zichzelf. Slapen lukt hem niet. Of zoals hij zelf zegt: “Slaap kan ik niet regisseren, en dan word ik kwaad, en na de woede komt de angst. De angst om los te laten.” In de aanloop naar wedstrijden slaapt hij soms nachtenlang minder dan 3 uur per nacht. Om vervolgens uitgeput en slap aan een wedstrijd te beginnen.
Henk laat niet veel mensen toe in zijn hersenpan. Een psycholoog? Vraagt de Jong. Nee zegt Henk – dat klinkt hem wat te soft denk ik-. Een mental coach, zegt Grol. Dat klinkt beter. Die leren me om los te laten.
Ik zie het voor me. Een mental coach in gesprek met Grol. Een beetje zitten en praten over loslaten, het Nu, contact maken, waar zijn emoties vandaan komen, en of hij nog wel een beetje geniet van zijn sport. Dat is toch niks voor Henk? Die wil volgens mij het liefst met die mental coach op zijn rug dat duin oplopen en dan schreeuwen: kijk maar, zie je wel, ik kan het wel.
Welkom Ard Schenk. De blonde god Ard Schenk. Die ik ooit eens op de golfbaan tegenkwam, volledig doorweekt, op laarzen, maar nog steeds kwam daar een grote kampioen het clubhuis binnen. Ard is zo iemand die beter past in de Romeinse tijd, met een lauerkrans op zijn hoofd en zo’n witte toga aan. Ard vocht als schaatser in de jaren zeventig heel wat gevechten uit, vooral met Kees Verkerk. Ard en Keessie juichten de mensen, want in de aureool van Ard komt er al snel –tje of –ie achter je naam. Schenk was oersterk, maar daar had hij op het ijs niet zoveel aan. Souplesse, snelheid en ontspanning brachten hem drie gouden olympische medailles en een zootje wereldtitels. Ard vond zijn sport wél leuk. Hij genoot ervan.
En waar een andere sporter die olympische medailles thuis goed bewaard, en soms misschien stiekem nog even omdoet, verkocht Schenk de zijne alsof het stukjes blik waren. Hij kocht er een oude Ford van en ging op roadtrip van de westkust naar de oostkust van Amerika. In New York aangekomen zette hij zijn auto stil in een ghetto, schakelde de motor uit, liet z’n sleutels erin zitten, stapte uit en zei tegen de jongeren die er aan het rondspelen waren: hier, deze auto is voor jullie, geniet er maar van. `
Zo’n man is Ard Schenk.
Ard begeleidt Henk nu in het overwinnen van zijn angsten. Henk is bang voor hoogtes, wat doe je dan? Parachutespringen natuurlijk, zegt Ard. De angst recht in de ogen kijken. Vastgesnoerd aan zijn instructeur is Henk opeens een klein kind dat iets heel engs moet doen, hij schreeuwt het uit en laat ook daar hoog in de lucht de angst niet toe. Hij verzet zich ertegen, met alles wat hij in zich heeft. Weer dat vechten, bang om te worden opgegeten door die angst. Ongetwijfeld ligt er achter die angst iets groters, rust, ontspanning, en groei als mens en als sporter. Henk komt er niet bij door deze sprong. Misschien op een later moment. Ik hoop het voor hem.
Als hij de sprong heeft overleefd, is hij moe en kapot. En Ard geeft hem een schouderklop. Goed gedaan jongen.
Ik denk aan mezelf, en aan alle wedstrijden die ik voetbalde en dat mijn pa dan langs de lijn stond. En hoe fijn het voelde dat hij me zag. En dat ik dan zo’n schouderklopje kreeg van hem.
Ik kijk het fragment terug. Ik zie opeens niet twee grote kampioenen, een ‘mental coach’ en een topsporter, maar ik zie een vader en een zoon. Iemand die zegt: het is goed zo jongen, ik zie je.
Het is niet meer Ard en Henk. Het is Ard en Henkie.